Hartritmestoornissen
Beklemd gevoel
Hartritmestoornissen zijn best eng. De klachten lopen uiteen van hartkloppingen, het gevoel dat het hart stopt, een beklemd gevoel in borst en keel, pijn op de borst, transpireren, misselijkheid,kortademigheid en vermoeidheid, duizeligheid en veel moeten plassen.
Wat gebeurt er precies?
Het hart pompt via het bloed voedingsstoffen en zuurstof naar alle delen van ons lichaam. Om dat goed te kunnen doen, moet het hart regelmatig samentrekken. Het heeft hiervoor een eigen ‘elektriciteitscentrale’: de sinusknoop. Deze knoop zendt regelmatig stroompjes uit over de hartboezems (bovenste deel van het hart). In rust meestal tussen 60 en 70 slagen per minuut, bij inspanning loopt het op tot 180 slagen. Vanuit de boezems gaat de stroom naar de ondergelegen hartkamers: elke boezemslag wordt gevolgd door een kamerslag. Kamers en boezems zijn ‘elektrisch gezien’ gescheiden. Daarom loopt het stroompje via de boezem-kamerknoop oftewel de A V-knoop naar een bundel die de prikkels over het hart verspreidt. Er is sprake van hartritmestoornis als het aantal slagen per minuut veel hoger of veel lager is dan gemiddeld, of als de boezems en de kamers niet in de juiste volgorde samentrekken.
Verschillende stoornissen
De meest voorkomende hartritmestoornis is extra systolie: een extra samentrekking van de hartkamer door grote inspanning of overmatig koffie- of nicotinegebruik.Iedereen heeft hier wel eens last van. Deze onregelmatigheid is onschuldig. Meer dan de helft van alle hartritmestoornissen zijn zogenoemde supraventriculaire ritme stoornissen. Ze ontstaan vanuit de boezems: boezemfibrilleren valt te vergelijken met een orkest zonder goede dirigent. De frequentie van de hartslag hoort te worden bepaald door de sinusknoop. Deze zorgt dat door een elektrische prikkel de linker en de rechter hartboezem precies op tijd samenknijpen en het bloed doorsluist naar de twee hartkamers. Bij boezemfibrilleren ontbreekt de onderlinge afstemming – de sinusknoop is niet langer de dirigent, maar alle orkestleden spelen door elkaar heen, wat zorgt voor een chaotische elektrische prikkeling van de boezems.
Oorzaak en gevolg
Hartklepafwijkingen, slagaderverkalking of een hartoperatie kunnen oorzaken voor boezemfibrilleren zijn. Als het optreedt na een operatie verdwijnt het meestal weer na verloop van tijd. Maar er kunnen ook oorzaken zijn buiten het hart, zoals longziekten, schildklierstoornissen, een te hoge bloeddruk, stress of fors alcoholgebruik. Er is nog geen gen gevonden dat verantwoordelijk is voor boezemfibrilleren. Toch komt het in de ene familie meer voor dan in de andere. Ook is nog niet bekend of er verband is tussen de aandoening en de overgang. Maar het is wel een feit dat deze ritmestoornissen vaker voorkomen bij vijftigplussers. Het hoort misschien een beetje bij ouder worden.
Niet levensbedreigend
Op zich is boezemfibrilleren niet levensbedreigend, maar er kunnen zich stolsels in de hartboezem vormen. Als deze door het bloed worden rondgepompt, bestaat de kans op infarcten. Mensen die last hebben van langdurig boezemfibrilleren krijgen daarom meestal bloedverdunners voorgeschreven. Als iemand dertig jaar lang last heeft van boezemfibrilleren met een normale hartfrequentie, hoeft dat niet schadelijk voor het hart te zijn.
Behandelmethoden
Als er geen onderliggende oorzaak als een te snel werkende schildklier is, zijn er verschillende manieren om boezemfibrilleren aan te pakken, bijvoorbeeld met medicijnen om aanvallen te voorkomen. Als medicijnen niet helpen, wordt vaak een elektrische cardioversie toegepast, een uitwendig onder narcose toegediende elektrische schok. Ervaart iemand erg veel hinder van de ritmestoornis of geven de medicijnen bijwerkingen, dan kan er gekozen worden voor katheterablatie. Dat is het doorbranden of bevriezen van weefsel in het hart via een katheter dat in de lies onder plaatselijke verdoving wordt ingebracht. Zo kan bijvoorbeeld de AV-knoop worden uitgeschakeld, zodat de onregelmatige samentrekkingen van de boezem de hartkamers niet meer beïnvloeden. De hartkamers kunnen zelf echter onvoldoende stroom opwekken en kunnen te langzaam gaan kloppen. Daarom moet er een pacemaker worden ingebracht, die ervoor zorgt dat de hartkamers goed blijven samentrekken.
Auteur: Susan Haveman, m.m.v. Ank van Drenth (arts Nederlandse Hartstichting)
Met toestemming overgenomen uit de Libelle Nr.3 2006